Woordenlijst |
|
ACTIVATIE
Dit kan een lichaamsopwarming als aanzet voor de actie zijn (bijv stretchen, zwaaioefeningen); maar dit kan ook deze psyching-up zijn: het zich mentaal klaarzetten voor de competitie die start met een juiste focus voorafgaande aan de competitie. In de meeste gevallen ( her)kennen sporters wel een combinatie van beide , zowel de lichamelijke als geestelijke activatie als optimale aanzet tot de eigen prestatie.
Dit kan een lichaamsopwarming als aanzet voor de actie zijn (bijv stretchen, zwaaioefeningen); maar dit kan ook deze psyching-up zijn: het zich mentaal klaarzetten voor de competitie die start met een juiste focus voorafgaande aan de competitie. In de meeste gevallen ( her)kennen sporters wel een combinatie van beide , zowel de lichamelijke als geestelijke activatie als optimale aanzet tot de eigen prestatie.
ADEMHALING
Is een vitale functie die zorgt voor de zuurstofopname, echter is de aard van de ademhaling ook een indicatie voor de emotionele of motivatie toestand. Hoge betrokkenheid veroorzaakt diepere ademhaling of snellere ademhaling. Het is voor sporters ook een hanteerbaar recuperatie- of activatiepunt . Men kan het bewust aanwenden om zowel via een rustgevend ritme rustiger te worden , dan wel via een activerend ritme een hogere arousal te bereiken.. In opleiding van jonge sporters een zeer belangrijke tool.
Is een vitale functie die zorgt voor de zuurstofopname, echter is de aard van de ademhaling ook een indicatie voor de emotionele of motivatie toestand. Hoge betrokkenheid veroorzaakt diepere ademhaling of snellere ademhaling. Het is voor sporters ook een hanteerbaar recuperatie- of activatiepunt . Men kan het bewust aanwenden om zowel via een rustgevend ritme rustiger te worden , dan wel via een activerend ritme een hogere arousal te bereiken.. In opleiding van jonge sporters een zeer belangrijke tool.
AGRESSIE
Een emotionele motivationele toestand gewoonlijk gegenereerd als een reactie op een frustratie. De irritatie wordt uitgelokt door een blokkering ( intern of extern)van een beweging naar iets waar men meent aanspraak op te kunnen maken( claimen). Afhankelijk van het belang, cognities en de hanteerbare coping blijkt deze agressieve drive al of niet te kanaliseren als bijkomende positieve energie in de sportbeoefening, of blokkerend te werken voor de prestatie.
Een emotionele motivationele toestand gewoonlijk gegenereerd als een reactie op een frustratie. De irritatie wordt uitgelokt door een blokkering ( intern of extern)van een beweging naar iets waar men meent aanspraak op te kunnen maken( claimen). Afhankelijk van het belang, cognities en de hanteerbare coping blijkt deze agressieve drive al of niet te kanaliseren als bijkomende positieve energie in de sportbeoefening, of blokkerend te werken voor de prestatie.
ANGST
Angst is een basisemotie die optreedt bij onveiligheid, naar presteren toe spreekt men over faalangst. Veel hangt af van voorgaande ervaringen met eigen effectiviteit in voorgaande gelijkende situaties of er in bepaalde situaties angst zal optreden of niet. Op niveau van sociale bevestiging en hanteren van eigen opwindingsniveau kunnen eveneens angst(stress) gevoelens ontstaan. Exploratie van deze angsten is onmisbaar bij een gedragsanalyse vooraf aan de begeleiding van de consulterende sporter. Er zijn ook meerdere metingen hiervan mogelijk.
Angst is een basisemotie die optreedt bij onveiligheid, naar presteren toe spreekt men over faalangst. Veel hangt af van voorgaande ervaringen met eigen effectiviteit in voorgaande gelijkende situaties of er in bepaalde situaties angst zal optreden of niet. Op niveau van sociale bevestiging en hanteren van eigen opwindingsniveau kunnen eveneens angst(stress) gevoelens ontstaan. Exploratie van deze angsten is onmisbaar bij een gedragsanalyse vooraf aan de begeleiding van de consulterende sporter. Er zijn ook meerdere metingen hiervan mogelijk.
AROUSAL
Het opwindingsniveau is door de sporter herkenbaar aan de mate waarin een uiting is van verhoogde hartslag, ademhaling spierspanning, aandachtigheid etc. Het bewustzijn hiervan wordt in een begeleiding aangescherpt met de bedoeling om dit in te slijpen in het gewoonte gedrag voor competities of oefensessies. Zo is een technische vaardigheid steeds te oefenen in een
optimale conditie van arousal
Het opwindingsniveau is door de sporter herkenbaar aan de mate waarin een uiting is van verhoogde hartslag, ademhaling spierspanning, aandachtigheid etc. Het bewustzijn hiervan wordt in een begeleiding aangescherpt met de bedoeling om dit in te slijpen in het gewoonte gedrag voor competities of oefensessies. Zo is een technische vaardigheid steeds te oefenen in een
optimale conditie van arousal
ATTRIBUTIES
Attributies zijn de oorzaken die sporters aanhalen voor geleverde prestaties. Naar prestaties toe is het van belang deze attributie zoveel mogelijk in motiverende sfeer gebeurt. Immers als een prestatie intern en stabiel geattribueerd wordt bijv als gevolg van talent, dan zal men er niet zoveel motivatie tot verandering (verbetering) kunnen opmerken.. Wanneer instabiel geattribueerd wordt (concentratie, geluk) zal men wel meer geneigd zijn om te oefenen en opnieuw meer motivatie zien verschijnen.
Attributies zijn de oorzaken die sporters aanhalen voor geleverde prestaties. Naar prestaties toe is het van belang deze attributie zoveel mogelijk in motiverende sfeer gebeurt. Immers als een prestatie intern en stabiel geattribueerd wordt bijv als gevolg van talent, dan zal men er niet zoveel motivatie tot verandering (verbetering) kunnen opmerken.. Wanneer instabiel geattribueerd wordt (concentratie, geluk) zal men wel meer geneigd zijn om te oefenen en opnieuw meer motivatie zien verschijnen.
AUTOGENE TRAINING
Deze relaxatiemethode werkt via de suggestie van zwaarte en warmte die samengaat met een effectieve ontspanning van het spierenstelsel en de verhoogde doorbloeding die op die momenten van ontspanning ontstaat. Het aanwenden hiervan kan slaap bevorderen of in de voorbereiding recuperatie bevorderen. Vooral de zelf regulatie die hier mogelijk wordt , is voor de sporter een interessant element.
Deze relaxatiemethode werkt via de suggestie van zwaarte en warmte die samengaat met een effectieve ontspanning van het spierenstelsel en de verhoogde doorbloeding die op die momenten van ontspanning ontstaat. Het aanwenden hiervan kan slaap bevorderen of in de voorbereiding recuperatie bevorderen. Vooral de zelf regulatie die hier mogelijk wordt , is voor de sporter een interessant element.
BIJGELOOF
Het opnieuw stellen van handelingen die (al dan niet toevallig )vooraf gingen aan positieve prestaties vooraf is eigen aan de meeste sporters. Als “naïeve” handleiding voor het initiëren van een nieuwe voldragen prestatie wordt aangevoeld dat wat vooraf ging de vorige keer het best herhaald worden. Door de associatie met de vroegere houding en set up kan verondersteld worden dat hier een aangepaste concentratie en activatie toestand in de hand gewerkt wordt. Hier kan het gaan om gewoon repetitief gedrag maar ook om meer religieuze of pseudo-religieuze geloofspunten die deel uitmaken van een min af meer dwingende stelregel waarbij een vrees ontstaat als deze niet gevolgd wordt de dingen verkeerd zullen lopen.
Het opnieuw stellen van handelingen die (al dan niet toevallig )vooraf gingen aan positieve prestaties vooraf is eigen aan de meeste sporters. Als “naïeve” handleiding voor het initiëren van een nieuwe voldragen prestatie wordt aangevoeld dat wat vooraf ging de vorige keer het best herhaald worden. Door de associatie met de vroegere houding en set up kan verondersteld worden dat hier een aangepaste concentratie en activatie toestand in de hand gewerkt wordt. Hier kan het gaan om gewoon repetitief gedrag maar ook om meer religieuze of pseudo-religieuze geloofspunten die deel uitmaken van een min af meer dwingende stelregel waarbij een vrees ontstaat als deze niet gevolgd wordt de dingen verkeerd zullen lopen.
BIOFEEDBACK
Psychofysiologische toepassing in de sport waarbij er bij de sporter metingen plaats vinden van coherentie ademhaling - hartslag, spierspanning,, huidweerstand bij het aanbieden van al dan niet stresserende prikkels. Enerzijds is er een leerproces mogelijk door het bewust worden van het gelijktijdig samengaan van stressoren en de eigen reacties op fysiologisch vlak (oa omdat de proprioceptie nog eens visueel/auditief benadrukt wordt). Er ontstaan hierdoor ook mogelijkheden om gedrag te versterken door al of niet belonende visueel/auditieve consequenties te laten volgen op de gewenste gedragingen aan te leren , het kan gaan om ontspannende of inspannende response.
Psychofysiologische toepassing in de sport waarbij er bij de sporter metingen plaats vinden van coherentie ademhaling - hartslag, spierspanning,, huidweerstand bij het aanbieden van al dan niet stresserende prikkels. Enerzijds is er een leerproces mogelijk door het bewust worden van het gelijktijdig samengaan van stressoren en de eigen reacties op fysiologisch vlak (oa omdat de proprioceptie nog eens visueel/auditief benadrukt wordt). Er ontstaan hierdoor ook mogelijkheden om gedrag te versterken door al of niet belonende visueel/auditieve consequenties te laten volgen op de gewenste gedragingen aan te leren , het kan gaan om ontspannende of inspannende response.
BLESSURE
Enerzijds is er blessuregevoeligheid wat veelal te maken heeft met constitutie, ook spieronevenwichten maar anderzijds ook met een overbelasting wat zich eerst uit in spierspanning en (mentale)vermoeidheid later in fysieke letsels . Anderzijds is in het genezen en herstellen na blessures via revalidatie een duidelijke mentale component aanwezig. In de zin dat motivatie, begeleiding en inzicht in dit proces voor de sporter in zijn genezingsproces van grote waarde kan zijn
Enerzijds is er blessuregevoeligheid wat veelal te maken heeft met constitutie, ook spieronevenwichten maar anderzijds ook met een overbelasting wat zich eerst uit in spierspanning en (mentale)vermoeidheid later in fysieke letsels . Anderzijds is in het genezen en herstellen na blessures via revalidatie een duidelijke mentale component aanwezig. In de zin dat motivatie, begeleiding en inzicht in dit proces voor de sporter in zijn genezingsproces van grote waarde kan zijn
COACH
De coach die als begeleider van de sporter optreedt heeft een mandaat als leider vanuit zijn autoriteit ( kennis van de sport tactiek, mentale drager, kennis van de persoonlijkheid van de sporter) of vanuit de overeengekomen resultaat doelstellingen ( het management mandaat) of vanuit zijn dagdagelijkse begeleidingsmandaat dat meer telkens opnieuw te verkrijgen is vanuit de appreciatie van de atleet, naargelang van de mogelijkheden van de coach om de normen en waarden bij de sporter aan te spreken..
De coach die als begeleider van de sporter optreedt heeft een mandaat als leider vanuit zijn autoriteit ( kennis van de sport tactiek, mentale drager, kennis van de persoonlijkheid van de sporter) of vanuit de overeengekomen resultaat doelstellingen ( het management mandaat) of vanuit zijn dagdagelijkse begeleidingsmandaat dat meer telkens opnieuw te verkrijgen is vanuit de appreciatie van de atleet, naargelang van de mogelijkheden van de coach om de normen en waarden bij de sporter aan te spreken..
COMMITMENT
Commitment kan letterlijk worden vertaald als betrokkenheid of geëngageerdheid. In de sport wordt het eerder gedefinieerd als het verlangen en de vastberadenheid om te sporten. Commitment wordt vaak gezien als onmisbaar voor het leveren van topprestaties. Dat is begrijpelijk, aangezien het voortdurend verbeteren van prestaties centraal staat in het leven van topsporters en die verbeteringen maar mogelijk zijn als de sporter zich met volle overgave inzet en dat zal alleen lukken bij sterke verbondenheid, bij sterke commitment.
(bron: sportpsychology bulletin 2008)
Commitment kan letterlijk worden vertaald als betrokkenheid of geëngageerdheid. In de sport wordt het eerder gedefinieerd als het verlangen en de vastberadenheid om te sporten. Commitment wordt vaak gezien als onmisbaar voor het leveren van topprestaties. Dat is begrijpelijk, aangezien het voortdurend verbeteren van prestaties centraal staat in het leven van topsporters en die verbeteringen maar mogelijk zijn als de sporter zich met volle overgave inzet en dat zal alleen lukken bij sterke verbondenheid, bij sterke commitment.
(bron: sportpsychology bulletin 2008)
COMMUNICATIE
Communiceren komt in essentie neer op het zenden en ontvangen van boodschappen. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen twee communicatievormen, namelijk verbale en non-verbale communicatie. Communicatie kan voorkomen binnen één individu, tussen twee personen, tussen twee groepen of teams of naar een massa. Zowel bij het zenden van een boodschap naar een ontvanger, als bij de feedback die een ontvanger geeft kan er ruis ontstaan op verschillende vlakken die ervoor zorgt dat de communicatie verstoord wordt. Enkele voorbeelden van ruis zijn achtergrondgeluiden die de boodschap verstoren en onvoldoende luisteren door tijdsdruk of andere dingen die je bezighouden.
Communiceren komt in essentie neer op het zenden en ontvangen van boodschappen. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen twee communicatievormen, namelijk verbale en non-verbale communicatie. Communicatie kan voorkomen binnen één individu, tussen twee personen, tussen twee groepen of teams of naar een massa. Zowel bij het zenden van een boodschap naar een ontvanger, als bij de feedback die een ontvanger geeft kan er ruis ontstaan op verschillende vlakken die ervoor zorgt dat de communicatie verstoord wordt. Enkele voorbeelden van ruis zijn achtergrondgeluiden die de boodschap verstoren en onvoldoende luisteren door tijdsdruk of andere dingen die je bezighouden.
COMPETITIE
Competitie wordt door wikipedia omschreven als het meten van krachten tussen verschillende partijen met de bedoeling er allemaal beter van te worden. In de sport wordt in competitie eveneens ieder zijn krachten gemeten. In wedstrijden en tonooien worden de prestaties van verschillende individuen gemeten en gerangschikt. Competitie geeft de mogelijkheid je te meten met anderen, jezelf uit te dagen nog beter te worden en te tonen wat je in je mars hebt.
Competitie wordt door wikipedia omschreven als het meten van krachten tussen verschillende partijen met de bedoeling er allemaal beter van te worden. In de sport wordt in competitie eveneens ieder zijn krachten gemeten. In wedstrijden en tonooien worden de prestaties van verschillende individuen gemeten en gerangschikt. Competitie geeft de mogelijkheid je te meten met anderen, jezelf uit te dagen nog beter te worden en te tonen wat je in je mars hebt.
CONCENTRATIE
Concentratie en aandacht zijn nauw met elkaar verwant en worden vaak als synoniemen gebruikt. Centraal bij aandacht staat de focus op taakrelevante informatie. Naast de aandacht voor relevante informatie, moeten ook alle interne en externe afleidingen genegeerd kunnen worden. Het vermogen om deze afleidingen te blokkeren en focus te houden wordt concentratie genoemd. Selectiviteit is hierbij dus een kernbegrip, namelijk aandacht hebben voor bepaalde info, terwijl andere info wordt genegeerd. Om je goed te kunnen concentreren zijn alertheid en het vermogen om je aandacht te verdelen over verschillende informatiebronnen ook belangrijk. Ten slotte is het essentieel om flexibel om te kunnen gaan met je aandacht, zodat je je steeds kan concentreren op info die van belang is in een welbepaalde situatie.
Concentratie en aandacht zijn nauw met elkaar verwant en worden vaak als synoniemen gebruikt. Centraal bij aandacht staat de focus op taakrelevante informatie. Naast de aandacht voor relevante informatie, moeten ook alle interne en externe afleidingen genegeerd kunnen worden. Het vermogen om deze afleidingen te blokkeren en focus te houden wordt concentratie genoemd. Selectiviteit is hierbij dus een kernbegrip, namelijk aandacht hebben voor bepaalde info, terwijl andere info wordt genegeerd. Om je goed te kunnen concentreren zijn alertheid en het vermogen om je aandacht te verdelen over verschillende informatiebronnen ook belangrijk. Ten slotte is het essentieel om flexibel om te kunnen gaan met je aandacht, zodat je je steeds kan concentreren op info die van belang is in een welbepaalde situatie.
DOELEN STELLEN
Doelen kunnen stellen is een essentiële mentale vaardigheid in de sport. Goede doelen kunnen je motiveren, helpen concentreren, krikken je zelfvertrouwen op en zorgen ervoor dat je vooruitgang blijft boeken. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen drie soorten doelen, namelijk resultaatsdoelen, prestatiedoelen en procesdoelen. Resultaatsdoelen zijn steeds afhankelijk van de vergelijking met andere sporters. Men heeft de uitkomst dus niet onder controle. Prestatiedoelen zijn enkel afhankelijk van je eigen prestatie en gaan over de verbetering van je eigen prestatieniveau (vb. je beste tijd verbeteren met 5 hondersten). Procesdoelen ten slotte liggen eveneens volledig binnen de eigen controle en gaan over het uitvoeren van bepaalde handelingen of acties. Prestatie- en procesdoelen helpen je zelfvertrouwen verhogen en motiveren de atleet, aangezien door eigen inspanningen het doel kan worden bereikt. Verder zijn er nog een hele hoop kenmerken die zorgen dat doelen een positieve invloed hebben op het presteren van atleten. Zo moeten doelen bijvoorbeeld voldoende concreet zijn, moeten ze haalbaar en uitdagend zijn, moeten ze geëvalueerd worden en is het belangrijk om zowel doelen op korte, middellange en lange termijn te stellen.
Doelen kunnen stellen is een essentiële mentale vaardigheid in de sport. Goede doelen kunnen je motiveren, helpen concentreren, krikken je zelfvertrouwen op en zorgen ervoor dat je vooruitgang blijft boeken. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen drie soorten doelen, namelijk resultaatsdoelen, prestatiedoelen en procesdoelen. Resultaatsdoelen zijn steeds afhankelijk van de vergelijking met andere sporters. Men heeft de uitkomst dus niet onder controle. Prestatiedoelen zijn enkel afhankelijk van je eigen prestatie en gaan over de verbetering van je eigen prestatieniveau (vb. je beste tijd verbeteren met 5 hondersten). Procesdoelen ten slotte liggen eveneens volledig binnen de eigen controle en gaan over het uitvoeren van bepaalde handelingen of acties. Prestatie- en procesdoelen helpen je zelfvertrouwen verhogen en motiveren de atleet, aangezien door eigen inspanningen het doel kan worden bereikt. Verder zijn er nog een hele hoop kenmerken die zorgen dat doelen een positieve invloed hebben op het presteren van atleten. Zo moeten doelen bijvoorbeeld voldoende concreet zijn, moeten ze haalbaar en uitdagend zijn, moeten ze geëvalueerd worden en is het belangrijk om zowel doelen op korte, middellange en lange termijn te stellen.
DOORZETTINGSVERMOGEN
Doorzettingsvermogen is kunnen doorgaan tot je je doel bereikt hebt, ook als je het even moeilijk hebt of dingen tegenzitten. Voor sporters is dit een belangrijke kwaliteit aangezien elke sporter in zijn/haar carrière wel eens kampt met (fysieke of mentale) vermoeidheid, tegenslagen en kleine blessures, waarbij het doorzettingsvermogen bepalend zal zijn voor het al dan niet bereiken van een doel.
Doorzettingsvermogen is kunnen doorgaan tot je je doel bereikt hebt, ook als je het even moeilijk hebt of dingen tegenzitten. Voor sporters is dit een belangrijke kwaliteit aangezien elke sporter in zijn/haar carrière wel eens kampt met (fysieke of mentale) vermoeidheid, tegenslagen en kleine blessures, waarbij het doorzettingsvermogen bepalend zal zijn voor het al dan niet bereiken van een doel.
DOPING
Bij het horen van het woord doping denkt iedereen aan het gebruik van een verboden stof. Er is echter meer dan alleen het gebruik van verboden stoffen of methoden om een oneerlijke verbetering van de prestaties te bekomen. Met de term ‘dopingpraktijken’ worden alle praktijken bedoeld waar een sporter en zijn entourage zich moeten van onthouden om geen dopingovertreding te begaan. Enkele voorbeelden van dopingpraktijken zijn aanwezigheid van een verboden stof in het lichaam van de sporter, het bezit van verboden stoffen en methoden en het plegen van bedrog bij dopingcontrole. Een overzicht van de verboden middelen en alle info over doping kan worden teruggevonden worden op www.dopinglijn.be .
Bij het horen van het woord doping denkt iedereen aan het gebruik van een verboden stof. Er is echter meer dan alleen het gebruik van verboden stoffen of methoden om een oneerlijke verbetering van de prestaties te bekomen. Met de term ‘dopingpraktijken’ worden alle praktijken bedoeld waar een sporter en zijn entourage zich moeten van onthouden om geen dopingovertreding te begaan. Enkele voorbeelden van dopingpraktijken zijn aanwezigheid van een verboden stof in het lichaam van de sporter, het bezit van verboden stoffen en methoden en het plegen van bedrog bij dopingcontrole. Een overzicht van de verboden middelen en alle info over doping kan worden teruggevonden worden op www.dopinglijn.be .
DRUK
Vele atleten hebben het gevoel onder druk te staan: ze moeten goede prestaties leven op competitie, ze willen hun ouders, coach, leeftijdsgenoten of zichzelf niet teleurstellen. Druk ontstaat echter uit de perceptie van een situatie. Eenzelfde situatie kan op verschillende manieren worden gezien: als een bedreiging (gevoel van druk) of als een uitdaging (zin om erin te vliegen).
Vele atleten hebben het gevoel onder druk te staan: ze moeten goede prestaties leven op competitie, ze willen hun ouders, coach, leeftijdsgenoten of zichzelf niet teleurstellen. Druk ontstaat echter uit de perceptie van een situatie. Eenzelfde situatie kan op verschillende manieren worden gezien: als een bedreiging (gevoel van druk) of als een uitdaging (zin om erin te vliegen).
EGO-ORIËNTATIE
Taak-oriëntatie & ego-oriëntatie zijn 2 mogelijke manieren van doeloriëntatie. Het gaat erom welke soort doelen de atleet zichzelf stelt, dus op welke manier hij succes voor zichzelf omschrijft. Indien een atleet taak-georiënteerd is, wil dit zeggen dat hij succes ziet als persoonlijke vooruitgang. Hij vergelijkt zijn prestaties met zijn vorige prestaties en niet met prestaties van andere atleten. Veel atleten zijn echter ego-georiënteerd. Dit wil zeggen dat ze hun eigen vermogens en successen afmeten aan de hand van resultaten van anderen. Het succes van deze atleten wordt gekenmerkt door het verslaan van opponenten.
De doeloriëntatie van de atleet heeft enkele belangrijke gevolgen:Taakgerichte atleten zullen eerder plezier halen uit het uitoefenen van een taak, terwijl egogerichte spelers eerder plezier halen uit het resultaat van een taak. Taakgerichte spelers beschikken vaak over meer zelfvertrouwen, terwijl egogerichte spelers onzekerder zijn. Het succes van de egogerichte spelers is immers onzeker, want het is afhankelijk van een oncontroleerbare factor, nl. het niveau van de tegenspeler. Over het algemeen zullen taakgerichte spelers ook een hogere inzet vertonen.
Taak-oriëntatie & ego-oriëntatie zijn 2 mogelijke manieren van doeloriëntatie. Het gaat erom welke soort doelen de atleet zichzelf stelt, dus op welke manier hij succes voor zichzelf omschrijft. Indien een atleet taak-georiënteerd is, wil dit zeggen dat hij succes ziet als persoonlijke vooruitgang. Hij vergelijkt zijn prestaties met zijn vorige prestaties en niet met prestaties van andere atleten. Veel atleten zijn echter ego-georiënteerd. Dit wil zeggen dat ze hun eigen vermogens en successen afmeten aan de hand van resultaten van anderen. Het succes van deze atleten wordt gekenmerkt door het verslaan van opponenten.
De doeloriëntatie van de atleet heeft enkele belangrijke gevolgen:Taakgerichte atleten zullen eerder plezier halen uit het uitoefenen van een taak, terwijl egogerichte spelers eerder plezier halen uit het resultaat van een taak. Taakgerichte spelers beschikken vaak over meer zelfvertrouwen, terwijl egogerichte spelers onzekerder zijn. Het succes van de egogerichte spelers is immers onzeker, want het is afhankelijk van een oncontroleerbare factor, nl. het niveau van de tegenspeler. Over het algemeen zullen taakgerichte spelers ook een hogere inzet vertonen.
EMOTIE
Deelname aan sport zorgt voor diverse emoties. Na winst voel je je misschien blij en ben trots op je prestatie, terwijl een verlies mogelijk zorgt voor een gevoel van teleurstelling. Emoties kunnen ontstaan naar aanleiding van interne prikkels (vb. herinneringen) of externe prikkels (vb. iemand die iets tegen je zegt). Emoties kunnen op verschillende manieren tot uiting komen. Je kan ze lichamelijk beleven (vb. zweten, geen energie meer) of je kan ze subjectief beleven (vb je gedachten). Emoties zijn doorgaans afhankelijk van je eigen inschatting van de situaties. Zo zal je bijvoorbeeld bij een belangrijke wedstrijd angstige gevoelens ervaren als je vooraf denkt dat je het niet kan halen, terwijl je vol energie zit als je erin gelooft wel een kans te kunnen maken.
Deelname aan sport zorgt voor diverse emoties. Na winst voel je je misschien blij en ben trots op je prestatie, terwijl een verlies mogelijk zorgt voor een gevoel van teleurstelling. Emoties kunnen ontstaan naar aanleiding van interne prikkels (vb. herinneringen) of externe prikkels (vb. iemand die iets tegen je zegt). Emoties kunnen op verschillende manieren tot uiting komen. Je kan ze lichamelijk beleven (vb. zweten, geen energie meer) of je kan ze subjectief beleven (vb je gedachten). Emoties zijn doorgaans afhankelijk van je eigen inschatting van de situaties. Zo zal je bijvoorbeeld bij een belangrijke wedstrijd angstige gevoelens ervaren als je vooraf denkt dat je het niet kan halen, terwijl je vol energie zit als je erin gelooft wel een kans te kunnen maken.
ENERGIEMANAGMENT
Energiemanagement is de vaardigheid om een optimaal energieniveau te krijgen. Dit is de psychologische staat waarin een sporter op zijn best kan presteren. Sommige sporters zijn te nerveus, te gespannen. Het energieniveau is te hoog om goed te presteren. Terwijl andere sporters een vlak gevoel ervaren of zich energieloos voelen als het erop aan komt. Het is dus als sporter belangrijk om je energieniveau zelf te kunnen controleren, door bijvoorbeeld aan de slag te gaan met je ademhaling, met relaxatieoefeningen of door gebruik te maken van opzwepende muziek.
Energiemanagement is de vaardigheid om een optimaal energieniveau te krijgen. Dit is de psychologische staat waarin een sporter op zijn best kan presteren. Sommige sporters zijn te nerveus, te gespannen. Het energieniveau is te hoog om goed te presteren. Terwijl andere sporters een vlak gevoel ervaren of zich energieloos voelen als het erop aan komt. Het is dus als sporter belangrijk om je energieniveau zelf te kunnen controleren, door bijvoorbeeld aan de slag te gaan met je ademhaling, met relaxatieoefeningen of door gebruik te maken van opzwepende muziek.
FAALANGST
Angst om te falen komt veel voor in de sport, omwille van de druk om te presteren, de tegenstander te verslaan, de reactie van het publiek,…Angst om te falen kan verklaard worden door het GGGG-schema: Gebeurtenis – gedachte – gevoel- gedrag. Wanneer een wedstrijd positief wordt gepercipieerd (vb. gedachte: dit is gemakkelijk), zorgt dat dat je vol zelfvertrouwen zit (gevoel) en je je vervolgens ook 200% zal inspannen (gedrag). Indien je echter de gedachte hebt ‘Ik kan het niet halen’ zal je faalangst voelen en zal je ongeconcentreerd gaan spelen en fouten maken. De manier waarop je de situatie ziet, bepaalt dus welke gevoelens je gaat ervaren en hoe je vervolgens gaat reageren.
Angst om te falen komt veel voor in de sport, omwille van de druk om te presteren, de tegenstander te verslaan, de reactie van het publiek,…Angst om te falen kan verklaard worden door het GGGG-schema: Gebeurtenis – gedachte – gevoel- gedrag. Wanneer een wedstrijd positief wordt gepercipieerd (vb. gedachte: dit is gemakkelijk), zorgt dat dat je vol zelfvertrouwen zit (gevoel) en je je vervolgens ook 200% zal inspannen (gedrag). Indien je echter de gedachte hebt ‘Ik kan het niet halen’ zal je faalangst voelen en zal je ongeconcentreerd gaan spelen en fouten maken. De manier waarop je de situatie ziet, bepaalt dus welke gevoelens je gaat ervaren en hoe je vervolgens gaat reageren.
FLOW
Csikszentmihalyi omschrijft flow op deze manier: 'Volmaakt in harmonie zijn met wat je op dat moment aan het doen bent, weten dat je sterk bent en jezelf in staat achten je lot, althans op dat moment, te bepalen en daarbij ook nog het gevoel hebben dat je geniet, is het ervaren van flow.' Flow heeft veel te maken met focus want men wordt totaal geabsorbeerd door wat men aan het doen is. Sporters zijn dan één met wat ze aan het doen zijn. De tennisser ervaart bijvoorbeeld zijn racket als een verlengstuk van zijn arm. Bovendien heeft flow ook een sterke link met genot. De persoon die flow ervoer heeft achteraf het gevoel dat er iets bijzonders gebeurd is. Flow is immers een harmonieuze ervaring waarin geest en lichaam zonder enige moeite met elkaar samenwerken. Pure flow komt niet vaak voor. Meestal herinnert een sporter zich heel goed wanneer hij flow heeft ervaren. Het gaat om slechts enkele momenten in een sportcarriIère. Toch kan je flow nastreven via deze negen kenmerken:
1. Balans tussen uitdaging en vaardigheid
2. Samensmelten van actie en bewustzijn
3. Duidelijke doelen
4. Eenduidige feedback
5. Concentratie op de taak
6. Gevoel van controle
7. Verlies van zelfbesef
8. Omzetting van de tijd
9. Autotelische ervaring
Csikszentmihalyi omschrijft flow op deze manier: 'Volmaakt in harmonie zijn met wat je op dat moment aan het doen bent, weten dat je sterk bent en jezelf in staat achten je lot, althans op dat moment, te bepalen en daarbij ook nog het gevoel hebben dat je geniet, is het ervaren van flow.' Flow heeft veel te maken met focus want men wordt totaal geabsorbeerd door wat men aan het doen is. Sporters zijn dan één met wat ze aan het doen zijn. De tennisser ervaart bijvoorbeeld zijn racket als een verlengstuk van zijn arm. Bovendien heeft flow ook een sterke link met genot. De persoon die flow ervoer heeft achteraf het gevoel dat er iets bijzonders gebeurd is. Flow is immers een harmonieuze ervaring waarin geest en lichaam zonder enige moeite met elkaar samenwerken. Pure flow komt niet vaak voor. Meestal herinnert een sporter zich heel goed wanneer hij flow heeft ervaren. Het gaat om slechts enkele momenten in een sportcarriIère. Toch kan je flow nastreven via deze negen kenmerken:
1. Balans tussen uitdaging en vaardigheid
2. Samensmelten van actie en bewustzijn
3. Duidelijke doelen
4. Eenduidige feedback
5. Concentratie op de taak
6. Gevoel van controle
7. Verlies van zelfbesef
8. Omzetting van de tijd
9. Autotelische ervaring
GEDACHTENCONTROLE
Een sporter kan zich lichamelijk in topvorm en ontspannen voelen. Slechts één gedachte, die niet gericht is op de taak, kan fataal zijn voor de sportprestatie. Het prettige gevoel verdwijnt en de sporter begint zich zorgen te maken. Gedachten en gevoelens zijn erg belangrijk bij het leveren van prestaties.
Een sporter kan zich lichamelijk in topvorm en ontspannen voelen. Slechts één gedachte, die niet gericht is op de taak, kan fataal zijn voor de sportprestatie. Het prettige gevoel verdwijnt en de sporter begint zich zorgen te maken. Gedachten en gevoelens zijn erg belangrijk bij het leveren van prestaties.
GEDACHTETRAINING
Sporters gebruiken zelfspraak om hun motivatie te versterken. Daarvoor moet je wel de juiste woorden tegen jezelf zeggen. Er zijn ondermijnende en ondersteunende gedachten. Ondersteunende gedachten zijn goed voor het zelfvertrouwen. Door het sturen van je gedachten kun je zorgen voor een optimaal energieniveau en voor optimale concentratie.
Sporters gebruiken zelfspraak om hun motivatie te versterken. Daarvoor moet je wel de juiste woorden tegen jezelf zeggen. Er zijn ondermijnende en ondersteunende gedachten. Ondersteunende gedachten zijn goed voor het zelfvertrouwen. Door het sturen van je gedachten kun je zorgen voor een optimaal energieniveau en voor optimale concentratie.
IZOF
Deze afkorting staat voor 'Individual Zone of Optimal Functioning'. Hanin stelt dat het per persoon verschillend is welke mate van bezorgdheid (angst) de beste prestatie tot gevolg heeft. Het IZOF model biedt om deze reden dan ook een geïndividualiseerd beeld van het optimale angstniveau. Door meerdere keren de mate van state anxiety (stituatiespecifieke anxiety) te meten tijdens meerdere situaties, is men in staat om aan te geven welke mate van state anxiety gepaard ging met een uitstekende prestatie. het omgekeerde kan ook worden nagegaan: bij welke mate van state anxiety was de prestatie beneden niveau? Vervolgens wordt de bij de beste mate van state anxiety voor de desbetreffende persoon een halve standaarddeviatie opgeteld en afgetrokken. De IZOF is dus het optimale niveau van angst plus of min een halve standaarddeviatie. Het model voorspelt dat de prestatie het best is wanneer de mate van angst binnen deze zone valt. Wordt het angstniveau te hoog of te laag dan zal de kwaliteit van de prestatie afnemen.
Deze afkorting staat voor 'Individual Zone of Optimal Functioning'. Hanin stelt dat het per persoon verschillend is welke mate van bezorgdheid (angst) de beste prestatie tot gevolg heeft. Het IZOF model biedt om deze reden dan ook een geïndividualiseerd beeld van het optimale angstniveau. Door meerdere keren de mate van state anxiety (stituatiespecifieke anxiety) te meten tijdens meerdere situaties, is men in staat om aan te geven welke mate van state anxiety gepaard ging met een uitstekende prestatie. het omgekeerde kan ook worden nagegaan: bij welke mate van state anxiety was de prestatie beneden niveau? Vervolgens wordt de bij de beste mate van state anxiety voor de desbetreffende persoon een halve standaarddeviatie opgeteld en afgetrokken. De IZOF is dus het optimale niveau van angst plus of min een halve standaarddeviatie. Het model voorspelt dat de prestatie het best is wanneer de mate van angst binnen deze zone valt. Wordt het angstniveau te hoog of te laag dan zal de kwaliteit van de prestatie afnemen.
MENTALE VAARDIGHEIDSTRAINING
Het ontwikkelen van psychologische vaardigheden die kunnen helpen om de prestatie te optimaliseren en persoonlijke ontwikkeling te vergemakkelijken. Enkele voorbeelden van mentale vaardigheden: zelfwaardering, motivatie, zelfvertrouwen, activatie of arousal, concentratie en emotiemanagement.
Het ontwikkelen van psychologische vaardigheden die kunnen helpen om de prestatie te optimaliseren en persoonlijke ontwikkeling te vergemakkelijken. Enkele voorbeelden van mentale vaardigheden: zelfwaardering, motivatie, zelfvertrouwen, activatie of arousal, concentratie en emotiemanagement.
MOTIVATIE
Dit is een centraal begrip in de sportpsychologie. Het is een psychologisch begrip dat verwijst naar de richting en de intensiteit van iemands inspanningen. De motivatie bepaalt waarom iemand bepaalde activiteiten doet en andere niet. Of iemand iets graag doet of net niet, hangt ook af van de motivatie. Richting en intensiteit hebben een sterke link. Als we iets graag doen zullen we er ook veel energie in steken. Als we geen zin hebben in een activiteit, is de inzet meestal ook ver te zoeken.
Dit is een centraal begrip in de sportpsychologie. Het is een psychologisch begrip dat verwijst naar de richting en de intensiteit van iemands inspanningen. De motivatie bepaalt waarom iemand bepaalde activiteiten doet en andere niet. Of iemand iets graag doet of net niet, hangt ook af van de motivatie. Richting en intensiteit hebben een sterke link. Als we iets graag doen zullen we er ook veel energie in steken. Als we geen zin hebben in een activiteit, is de inzet meestal ook ver te zoeken.
PRESTEREN
Een topper onderscheidt zich door te presteren op de momenten dat het moet. Maar hoe zorg je ervoor dat iemand op zijn best presteert tijdens beslissende momenten? Sommige atleten presteren beter onder druk, anderen juist slechter. Hoe komt dit? Welke mentale processen hebben een invloed op topprestaties? Om goed te presteren moet de atleet niet enkel beschikken over de juiste techniek, de beste tactiek en een uitstekende fysiek, ook mentale sterkte is van groot belang. Belangrijke prestatiemomenten gaan steeds gepaard met verhoogde druk & vaak veel stress. De atleet die hiermee het beste heeft leren omgaan, zal vaak de overwinning naar zich kunnen toetrekken op deze beslissende momenten. Bij topprestaties komen verschillende psychologische aspecten kijken. Er zijn individuele aspecten (o.a. zelfvertrouwen, concentratie, motivatie, faalangst, stressniveau), maar ook sociale aspecten (o.a. groepsprocessen, leiderschap, de rol van de coach, de rol van ouders, de rol van media en publiek). Deze aspecten mogen niet uit het oog verloren worden! Het is belangrijk dat ook deze aspecten geïntegreerd worden in de trainingen. Je kan immers jarenlang een bepaalde techniek trainen, totdat je deze perfect kunt uitvoeren, maar dan toch fouten maken wanneer je ze plots moet uitvoeren onder druk. Een voorbeeld: Een volleyballer traint wekelijks zijn opslag. De beweging verloopt volledig geautomatiseerd. Tijdens de training mist hij geen enkele bal. Wanneer hij het volgende weekend echter moet opslaan bij 24-25, slaat hij in het net. Heeft het dan zin om tijdens de volgende training de opslagtechniek extra te trainen? Neen! Het kan echter wel zin hebben om tijdens de training een situatie te creëren waarbij de speler leert opslaan onder druk.
Een topper onderscheidt zich door te presteren op de momenten dat het moet. Maar hoe zorg je ervoor dat iemand op zijn best presteert tijdens beslissende momenten? Sommige atleten presteren beter onder druk, anderen juist slechter. Hoe komt dit? Welke mentale processen hebben een invloed op topprestaties? Om goed te presteren moet de atleet niet enkel beschikken over de juiste techniek, de beste tactiek en een uitstekende fysiek, ook mentale sterkte is van groot belang. Belangrijke prestatiemomenten gaan steeds gepaard met verhoogde druk & vaak veel stress. De atleet die hiermee het beste heeft leren omgaan, zal vaak de overwinning naar zich kunnen toetrekken op deze beslissende momenten. Bij topprestaties komen verschillende psychologische aspecten kijken. Er zijn individuele aspecten (o.a. zelfvertrouwen, concentratie, motivatie, faalangst, stressniveau), maar ook sociale aspecten (o.a. groepsprocessen, leiderschap, de rol van de coach, de rol van ouders, de rol van media en publiek). Deze aspecten mogen niet uit het oog verloren worden! Het is belangrijk dat ook deze aspecten geïntegreerd worden in de trainingen. Je kan immers jarenlang een bepaalde techniek trainen, totdat je deze perfect kunt uitvoeren, maar dan toch fouten maken wanneer je ze plots moet uitvoeren onder druk. Een voorbeeld: Een volleyballer traint wekelijks zijn opslag. De beweging verloopt volledig geautomatiseerd. Tijdens de training mist hij geen enkele bal. Wanneer hij het volgende weekend echter moet opslaan bij 24-25, slaat hij in het net. Heeft het dan zin om tijdens de volgende training de opslagtechniek extra te trainen? Neen! Het kan echter wel zin hebben om tijdens de training een situatie te creëren waarbij de speler leert opslaan onder druk.
PROGRESSIEVE SPIERRELAXATIE
Wie kent het fenomeen niet: spelers die verkrampen op kritieke wedstrijdmomenten en zo de belangrijke penalty, opslag of worp missen? Progressieve spierrelaxatie is één van de ontspanningstechnieken die spelers kan helpen tijdens stressvolle prestatiemomenten. Door middel van oefeningen leert de atleet zich bewust te worden van zijn eigen spierspanning. Wanneer hij merkt dat de spanning in zijn spieren te hoog is, bijvoorbeeld tijdens belangrijke fasen in een wedstrijd, leert hij hoe hij zijn spieren bewust terug kan ontspannen. De techniek is gericht op het ervaren van (spier)spanning en ontspanning. De oefeningen richten zich op het aan –en ontspannen van afzonderlijke spiergroepen, waardoor het onderscheid tussen spanning en ontspanning wordt aangeleerd. Door deze spierrelaxatietechniek wordt men zich bewust van het feit dat men zijn eigen spanningen kan beïnvloeden. Dankzij het wegwerken van de spierspanning, zal de speler ook mentaal gemakkelijker kunnen ontspannen.
Wie kent het fenomeen niet: spelers die verkrampen op kritieke wedstrijdmomenten en zo de belangrijke penalty, opslag of worp missen? Progressieve spierrelaxatie is één van de ontspanningstechnieken die spelers kan helpen tijdens stressvolle prestatiemomenten. Door middel van oefeningen leert de atleet zich bewust te worden van zijn eigen spierspanning. Wanneer hij merkt dat de spanning in zijn spieren te hoog is, bijvoorbeeld tijdens belangrijke fasen in een wedstrijd, leert hij hoe hij zijn spieren bewust terug kan ontspannen. De techniek is gericht op het ervaren van (spier)spanning en ontspanning. De oefeningen richten zich op het aan –en ontspannen van afzonderlijke spiergroepen, waardoor het onderscheid tussen spanning en ontspanning wordt aangeleerd. Door deze spierrelaxatietechniek wordt men zich bewust van het feit dat men zijn eigen spanningen kan beïnvloeden. Dankzij het wegwerken van de spierspanning, zal de speler ook mentaal gemakkelijker kunnen ontspannen.
RELAXATIE
Belangrijk is dat na een inspanning van de spier er ook een goede ontspanning plaatsvindt. Hoe beter de ontspanning, hoe beter de doorbloeding en dus het leveren van zuurstof en nieuwe energie. Spiergroepen die tijdens trainingen en wedstrijden te zwaar worden belast, gaan vermoeidheidsverschijnselen vertonen. Vandaar dat een goede relaxatie van de spieren na een wedstrijd zeer belangrijk is. Maar ook tijdens een langdurige wedstrijd is het van groot belang dat de spieren niet gespannen blijven, maar ook tussendoor even kunnen ontspannen. Door stress kan het voorkomen dat de spieren tijdens de wedstrijd constant gespannen blijven. Op zulke momenten is het belangrijk dat de speler dit aanvoelt & tevens probeert deze spanning te verminderen door middel van een relaxatietechniek, zoals bv. progressieve spierrelaxatie, ademhalingsoefeningen,… te gebruiken.
Belangrijk is dat na een inspanning van de spier er ook een goede ontspanning plaatsvindt. Hoe beter de ontspanning, hoe beter de doorbloeding en dus het leveren van zuurstof en nieuwe energie. Spiergroepen die tijdens trainingen en wedstrijden te zwaar worden belast, gaan vermoeidheidsverschijnselen vertonen. Vandaar dat een goede relaxatie van de spieren na een wedstrijd zeer belangrijk is. Maar ook tijdens een langdurige wedstrijd is het van groot belang dat de spieren niet gespannen blijven, maar ook tussendoor even kunnen ontspannen. Door stress kan het voorkomen dat de spieren tijdens de wedstrijd constant gespannen blijven. Op zulke momenten is het belangrijk dat de speler dit aanvoelt & tevens probeert deze spanning te verminderen door middel van een relaxatietechniek, zoals bv. progressieve spierrelaxatie, ademhalingsoefeningen,… te gebruiken.
RITUELEN
Voor de wedstrijd een kus op het t-shirt geven, altijd hetzelfde eten voor een wedstrijd, het schietgebedje terwijl men het veld op loopt, elke wedstrijd een rode onderbroek dragen, de bal 5x laten botsen alvorens te serveren,... Het zijn allemaal voorbeelden van persoonlijke rituelen. Het is natuurlijk onzin dat het al of niet kussen van je t-shirt geluk zou brengen en het wedstrijdresultaat zou kunnen beïnvloeden. Maar waarom doen zoveel sporters het dan? Omdat het hun kalmeert en zelfvertrouwen geeft. Je kan jezelf gemakkelijk moed in praten door te zeggen: ik heb mijn rode onderbroek aan vandaag, alles komt wel goed. Het 5x botsen met de bal kan de nodige concentratie geven en de atleet kalmeren alvorens te serveren. De rituelen kunnen spelers helpen te ontspannen en hierdoor ook betere prestaties neer te zetten. Rituelen zijn zeer persoonlijk, ze zijn afhankelijk van speler tot speler. Daarenboven zijn ze voor veel spelers belangrijk. Maar toch moet men er voorzichtig mee omspringen. Er moet goed over gewaakt worden dat de rituelen die de spelers ontwikkelen controleerbaar zijn. Want bijvoorbeeld een speler die altijd met zijn rode sokken speelt en plots, vlak voor de wedstrijd, zijn sokken kwijt is, begint met meer stress en met een slechte gemoedstoestand aan de wedstrijd.
Voor de wedstrijd een kus op het t-shirt geven, altijd hetzelfde eten voor een wedstrijd, het schietgebedje terwijl men het veld op loopt, elke wedstrijd een rode onderbroek dragen, de bal 5x laten botsen alvorens te serveren,... Het zijn allemaal voorbeelden van persoonlijke rituelen. Het is natuurlijk onzin dat het al of niet kussen van je t-shirt geluk zou brengen en het wedstrijdresultaat zou kunnen beïnvloeden. Maar waarom doen zoveel sporters het dan? Omdat het hun kalmeert en zelfvertrouwen geeft. Je kan jezelf gemakkelijk moed in praten door te zeggen: ik heb mijn rode onderbroek aan vandaag, alles komt wel goed. Het 5x botsen met de bal kan de nodige concentratie geven en de atleet kalmeren alvorens te serveren. De rituelen kunnen spelers helpen te ontspannen en hierdoor ook betere prestaties neer te zetten. Rituelen zijn zeer persoonlijk, ze zijn afhankelijk van speler tot speler. Daarenboven zijn ze voor veel spelers belangrijk. Maar toch moet men er voorzichtig mee omspringen. Er moet goed over gewaakt worden dat de rituelen die de spelers ontwikkelen controleerbaar zijn. Want bijvoorbeeld een speler die altijd met zijn rode sokken speelt en plots, vlak voor de wedstrijd, zijn sokken kwijt is, begint met meer stress en met een slechte gemoedstoestand aan de wedstrijd.
ROUTINE
Atleten dienen een ‘routine’ op te bouwen om zich optimaal voor te bereiden voor elke wedstrijd. Het doel is om een juiste ‘state of mind’ te kunnen bereiken voor een wedstrijd en op die manier zichzelf klaar te maken voor een goede prestatie. Routines zijn onder andere belangrijk om het spanningsniveau van de atleet naar een comfortabel niveau te brengen en om hem een gevoel van controle en ‘readiness’ te geven vooraleer hij aan de wedstrijd begint. Tevens helpen routines ook om de focus te houden en om minder snel afgeleid te worden. De routine moet geïndividualiseerd worden naargelang de atleet en de sporttak. Sommige atleten hebben voldoende aan een kleine routine, zoals bv. naar bepaalde muziek luisteren voor de wedstrijd of een opwarmingsroutine op zijn eigen typische manier af te werken. Andere atleten zullen voor een wedstrijd een relaxatietechniek gebruiken om hun spanning onder controle te houden of te verlagen. Weer anderen kunnen visualisatietechnieken of ‘selftalk’ nuttig vinden.
Het heeft wat tijd nodig om een juiste routine te vinden. De atleet moet zelf uitzoeken welke routine voor hem het beste werkt en deze ook testen tijdens trainingen en oefenwedstrijden in de voorbereiding naar het seizoen.
Atleten dienen een ‘routine’ op te bouwen om zich optimaal voor te bereiden voor elke wedstrijd. Het doel is om een juiste ‘state of mind’ te kunnen bereiken voor een wedstrijd en op die manier zichzelf klaar te maken voor een goede prestatie. Routines zijn onder andere belangrijk om het spanningsniveau van de atleet naar een comfortabel niveau te brengen en om hem een gevoel van controle en ‘readiness’ te geven vooraleer hij aan de wedstrijd begint. Tevens helpen routines ook om de focus te houden en om minder snel afgeleid te worden. De routine moet geïndividualiseerd worden naargelang de atleet en de sporttak. Sommige atleten hebben voldoende aan een kleine routine, zoals bv. naar bepaalde muziek luisteren voor de wedstrijd of een opwarmingsroutine op zijn eigen typische manier af te werken. Andere atleten zullen voor een wedstrijd een relaxatietechniek gebruiken om hun spanning onder controle te houden of te verlagen. Weer anderen kunnen visualisatietechnieken of ‘selftalk’ nuttig vinden.
Het heeft wat tijd nodig om een juiste routine te vinden. De atleet moet zelf uitzoeken welke routine voor hem het beste werkt en deze ook testen tijdens trainingen en oefenwedstrijden in de voorbereiding naar het seizoen.
SELF-EFFICACY
Self-efficacy is de overtuiging om efficiënt te kunnen handelen in een gegeven situatie, of kortweg: het geloof in eigen kunnen. Het heeft een invloed op ons gedrag en onze motivatie. Hoe hoger het gevoel van self-efficacy, hoe groter de motivatie tot handelen. Het geloof in eigen kunnen beïnvloedt de motivatie op verschillende manieren. Het determineert de doelen die mensen zich vooropstellen, hoeveel inspanning ze zullen leveren, hoe ze reageren op moeilijkheden onderweg en het herstellingsvermogen of veerkracht bij tegenslagen. Wie hard gelooft in zijn eigen vaardigheid zal meer zijn best doen, terwijl wie er niet in gelooft sneller zal opgeven. Het gevoel van self-efficacy kan op verschillende manieren versterkt of verzwakt worden:
Self-efficacy is de overtuiging om efficiënt te kunnen handelen in een gegeven situatie, of kortweg: het geloof in eigen kunnen. Het heeft een invloed op ons gedrag en onze motivatie. Hoe hoger het gevoel van self-efficacy, hoe groter de motivatie tot handelen. Het geloof in eigen kunnen beïnvloedt de motivatie op verschillende manieren. Het determineert de doelen die mensen zich vooropstellen, hoeveel inspanning ze zullen leveren, hoe ze reageren op moeilijkheden onderweg en het herstellingsvermogen of veerkracht bij tegenslagen. Wie hard gelooft in zijn eigen vaardigheid zal meer zijn best doen, terwijl wie er niet in gelooft sneller zal opgeven. Het gevoel van self-efficacy kan op verschillende manieren versterkt of verzwakt worden:
- Successen in het verleden zorgen voor een sterk geloof in doeltreffendheid van eigen acties in de toekomst, terwijl mislukkingen dit vertrouwen ondermijnen.
- Wie anderen succes ziet boeken door het ondernemen van een bepaalde actie, zal sneller geneigd zijn te geloven dat ze ook zelf de capaciteit hebben om vergelijkbare zaken de baas te kunnen. Sociale rolmodellen kunnen dus ook een grote rol spelen in het verhogen van de self-efficacy. Dit mechanisme kan echter ook ontmoedigend werken. Als we andere mensen zien falen, zullen we ook zelf minder geloof hechten aan ons eigen kunnen.
- Als mensen verbaal overtuigd worden van hun deskundigheid om bepaalde problemen op te lossen, zullen ze een grotere inspanning leveren en doorzetten bij tegenslagen. Het is echter veel moeilijker om mensen te voertuigen van hun kunnen dan om het geloof in eigen kunnen te ondermijnen.
- Ook de stemming van het moment (de psychologische en emotionele toestand), heeft een invloed op de manier waarop men zijn self-efficacy beoordeeld. Zo zal een positieve stemming een gunstig effect hebben op het gevoel van doeltreffendheid.
SELFTALK
Selftalk kan eenvoudig vertaald worden als zelfspraak en is de manier waarop je tegen jezelf praat (vb. door de gedachten die door je hoofd spoken). Negatieve gedachten (negatieve self-talk) kunnen ervoor zorgen dat de sporter gespannen raakt en zijn zelfvertrouwen verliest. Door deze gedachten te herstructureren naar positieve gedachten, kan de sporter zijn zelfvertrouwen terug opbouwen en de spanning verminderen. Jammer genoeg is self-talk niet plots te veranderen. Eerst en vooral moet je je van je gedachten bewust worden. Indien ze negatief zijn, moet je leren ze een halt toe te roepen en daarna ze leren om te buigen naar positieve gedachten. Dit is een vaardigheid die gedurende een bepaalde tijd getraind moet worden & kan niet van vandaag op morgen veranderd worden. Self-talk, of je eigen gedachten, kunnen een grote invloed uitoefenen op je prestatie. Het werkt ongeveer zoals de ‘self fulfilling prophecy’. Wanneer je vaak tegen jezelf zegt dat je iets niet kan, dan zijn de kansen groter dat het ook daadwerkelijk niet zal lukken. Als je er echter van overtuigd bent dat je het wel kan, dan heb je veel meer kans op slagen. Een voorbeeld: Een jonge volleybalspeelster maakt een fout in de receptie. In haar hoofd bedenkt ze dan hoe slecht ze wel niet is in het opvangen van de receptie of dat ze altijd degene is die fouten maakt in de receptie. De kans is zeer groot dat wanneer de volgende bal bij haar terecht komt, ze ook deze zal missen. Je hoort trainers op zulke momenten vaak zeggen: “vergeet je fout, niet over nadenken, denk maar aan de volgende bal”. Zeer goedbedoeld advies, maar voor sommige spelers is dit niet zo evident.
Selftalk kan eenvoudig vertaald worden als zelfspraak en is de manier waarop je tegen jezelf praat (vb. door de gedachten die door je hoofd spoken). Negatieve gedachten (negatieve self-talk) kunnen ervoor zorgen dat de sporter gespannen raakt en zijn zelfvertrouwen verliest. Door deze gedachten te herstructureren naar positieve gedachten, kan de sporter zijn zelfvertrouwen terug opbouwen en de spanning verminderen. Jammer genoeg is self-talk niet plots te veranderen. Eerst en vooral moet je je van je gedachten bewust worden. Indien ze negatief zijn, moet je leren ze een halt toe te roepen en daarna ze leren om te buigen naar positieve gedachten. Dit is een vaardigheid die gedurende een bepaalde tijd getraind moet worden & kan niet van vandaag op morgen veranderd worden. Self-talk, of je eigen gedachten, kunnen een grote invloed uitoefenen op je prestatie. Het werkt ongeveer zoals de ‘self fulfilling prophecy’. Wanneer je vaak tegen jezelf zegt dat je iets niet kan, dan zijn de kansen groter dat het ook daadwerkelijk niet zal lukken. Als je er echter van overtuigd bent dat je het wel kan, dan heb je veel meer kans op slagen. Een voorbeeld: Een jonge volleybalspeelster maakt een fout in de receptie. In haar hoofd bedenkt ze dan hoe slecht ze wel niet is in het opvangen van de receptie of dat ze altijd degene is die fouten maakt in de receptie. De kans is zeer groot dat wanneer de volgende bal bij haar terecht komt, ze ook deze zal missen. Je hoort trainers op zulke momenten vaak zeggen: “vergeet je fout, niet over nadenken, denk maar aan de volgende bal”. Zeer goedbedoeld advies, maar voor sommige spelers is dit niet zo evident.
SPANNING
Spanning & emoties maken een wedstrijd tot een memorabele ervaring. Een gezonde dosis spanning en opwinding is dan ook ‘part of the game’. Soms wordt de spanning echter teveel, of juist te weinig, waardoor men geen optimale prestatie zal kunnen neerzetten. Leren omgaan met teveel, maar ook soms te weinig spanning, is een belangrijke factor in de sport. Elke atleet heeft een eigen ideaal spanningsniveau[KS1] . Sommige atleten presteren goed als ze weinig gespannen zijn, anderen hebben juist wat spanning nodig om optimaal te presteren. Het is de taak van de atleet en de coach om het individuele perfecte spanningsniveau te leren kennen en om te ontdekken hoe men voor elke wedstrijd dit ideale spanningsniveau kan bereiken. Zo dienen sommige spelers opgepept te worden voor de wedstrijd (peptalk, muziek luisteren,…), terwijl anderen eerder gekalmeerd moeten worden (ademhalingstechnieken, relaxatietechnieken,…).
Spanning & emoties maken een wedstrijd tot een memorabele ervaring. Een gezonde dosis spanning en opwinding is dan ook ‘part of the game’. Soms wordt de spanning echter teveel, of juist te weinig, waardoor men geen optimale prestatie zal kunnen neerzetten. Leren omgaan met teveel, maar ook soms te weinig spanning, is een belangrijke factor in de sport. Elke atleet heeft een eigen ideaal spanningsniveau[KS1] . Sommige atleten presteren goed als ze weinig gespannen zijn, anderen hebben juist wat spanning nodig om optimaal te presteren. Het is de taak van de atleet en de coach om het individuele perfecte spanningsniveau te leren kennen en om te ontdekken hoe men voor elke wedstrijd dit ideale spanningsniveau kan bereiken. Zo dienen sommige spelers opgepept te worden voor de wedstrijd (peptalk, muziek luisteren,…), terwijl anderen eerder gekalmeerd moeten worden (ademhalingstechnieken, relaxatietechnieken,…).
TAAK-ORIËNTATIE
Taak-oriëntatie & ego-oriëntatie zijn 2 mogelijke manieren van doeloriëntatie. Het gaat erom welke soort doelen de atleet zichzelf stelt, dus op welke manier hij succes voor zichzelf omschrijft. Indien een atleet taak-georiënteerd is, wil dit zeggen dat hij succes ziet als persoonlijke vooruitgang. Hij vergelijkt zijn prestaties met zijn vorige prestaties en niet met prestaties van andere atleten. Veel atleten zijn echter ego-georiënteerd. Dit wil zeggen dat ze hun eigen vermogens en successen afmeten aan de hand van resultaten van anderen. Het succes van deze atleten wordt gekenmerkt door het verslaan van opponenten.
De doeloriëntatie van de atleet heeft enkele belangrijke gevolgen: Taakgerichte atleten zullen eerder plezier halen uit het uitoefenen van een taak, terwijl egogerichte spelers eerder plezier halen uit het resultaat van een taak. Taakgerichte spelers beschikken vaak over meer zelfvertrouwen, terwijl egogerichte spelers onzekerder zijn. Het succes van de egogerichte spelers is immers onzeker, want het is afhankelijk van een oncontroleerbare factor, nl. het niveau van de tegenspeler. Over het algemeen zullen taakgerichte spelers ook een hogere inzet vertonen.
Taak-oriëntatie & ego-oriëntatie zijn 2 mogelijke manieren van doeloriëntatie. Het gaat erom welke soort doelen de atleet zichzelf stelt, dus op welke manier hij succes voor zichzelf omschrijft. Indien een atleet taak-georiënteerd is, wil dit zeggen dat hij succes ziet als persoonlijke vooruitgang. Hij vergelijkt zijn prestaties met zijn vorige prestaties en niet met prestaties van andere atleten. Veel atleten zijn echter ego-georiënteerd. Dit wil zeggen dat ze hun eigen vermogens en successen afmeten aan de hand van resultaten van anderen. Het succes van deze atleten wordt gekenmerkt door het verslaan van opponenten.
De doeloriëntatie van de atleet heeft enkele belangrijke gevolgen: Taakgerichte atleten zullen eerder plezier halen uit het uitoefenen van een taak, terwijl egogerichte spelers eerder plezier halen uit het resultaat van een taak. Taakgerichte spelers beschikken vaak over meer zelfvertrouwen, terwijl egogerichte spelers onzekerder zijn. Het succes van de egogerichte spelers is immers onzeker, want het is afhankelijk van een oncontroleerbare factor, nl. het niveau van de tegenspeler. Over het algemeen zullen taakgerichte spelers ook een hogere inzet vertonen.
TALENT
Het eeuwigdurende ‘nature’ versus ‘nurture’ debat: hebben topsporters een aangeboren talent of kan je topsporters creëren door ideale omgevingsfactoren (goede trainer, veel steun, goede begeleiding, vele trainingsuren,…)? Are champions born rather than made? Omgeving, talent en gedragskarakteristieken creëren een samenspel en waarschijnlijk zijn al deze factoren noodzakelijk voor het bereiken van een eliteniveau. Je kan dus bepaalde aangeboren voordelen hebben (bv. veel witte spiervezels, waardoor je de aanleg zal hebben om hoog te springen), maar dit zorgt niet automatisch voor goede sportprestaties. Het is immers ook afhankelijk van andere factoren, zoals bereidheid om te trainen, motivatie, steun van de ouders, goede trainers,… Om als atleet je volledige potentieel te bereiken heb je behalve talent (nature), ook motivatie en gedragskarakteristieken nodig om de kansen die je worden aangeboden (nurture) effectief te benutten. Bijgevolg zou men ook bij talentdetectie moeten kijken naar de samenhang tussen determinanten van prestatie (lengte, antropometrie,…), omgeving (kansen, steun van de ouders,…) en gedragskarakteristieken (motivatie, discipline, competitiviteit, perfectionisme, omgang met stress, zelfvertrouwen,…). Talent wordt dus bepaald door wat je kunt & wat je wilt, maar ook door welke kansen je krijgt en welke kansen je durft te nemen.
Het eeuwigdurende ‘nature’ versus ‘nurture’ debat: hebben topsporters een aangeboren talent of kan je topsporters creëren door ideale omgevingsfactoren (goede trainer, veel steun, goede begeleiding, vele trainingsuren,…)? Are champions born rather than made? Omgeving, talent en gedragskarakteristieken creëren een samenspel en waarschijnlijk zijn al deze factoren noodzakelijk voor het bereiken van een eliteniveau. Je kan dus bepaalde aangeboren voordelen hebben (bv. veel witte spiervezels, waardoor je de aanleg zal hebben om hoog te springen), maar dit zorgt niet automatisch voor goede sportprestaties. Het is immers ook afhankelijk van andere factoren, zoals bereidheid om te trainen, motivatie, steun van de ouders, goede trainers,… Om als atleet je volledige potentieel te bereiken heb je behalve talent (nature), ook motivatie en gedragskarakteristieken nodig om de kansen die je worden aangeboden (nurture) effectief te benutten. Bijgevolg zou men ook bij talentdetectie moeten kijken naar de samenhang tussen determinanten van prestatie (lengte, antropometrie,…), omgeving (kansen, steun van de ouders,…) en gedragskarakteristieken (motivatie, discipline, competitiviteit, perfectionisme, omgang met stress, zelfvertrouwen,…). Talent wordt dus bepaald door wat je kunt & wat je wilt, maar ook door welke kansen je krijgt en welke kansen je durft te nemen.
TEAM
Een team is een ploeg of een groep mensen, samengebracht om één doel te bereiken. Denk ook aan teamwork als verzamelterm voor alles wat een groep ten goede komt. Toch wordt in de sport een onderscheid gemaakt tussen team(sport) en ploeg(sport). Voorbeelden van ploegsporten zijn voetbal, basketbal en volleybal. Team sporten is (ook) bijv. wielrennen omdat er daar in groep gewerkt wordt om één renner naar de overwinning te brengen. Een teamsport staat dus ten opzichte van een individuele sport waar één atleet individueel tot een prestatie tracht te komen (bijv. polstokspringen, kogelstoten, kunstschaatsen individuele kuur)
Een team is een ploeg of een groep mensen, samengebracht om één doel te bereiken. Denk ook aan teamwork als verzamelterm voor alles wat een groep ten goede komt. Toch wordt in de sport een onderscheid gemaakt tussen team(sport) en ploeg(sport). Voorbeelden van ploegsporten zijn voetbal, basketbal en volleybal. Team sporten is (ook) bijv. wielrennen omdat er daar in groep gewerkt wordt om één renner naar de overwinning te brengen. Een teamsport staat dus ten opzichte van een individuele sport waar één atleet individueel tot een prestatie tracht te komen (bijv. polstokspringen, kogelstoten, kunstschaatsen individuele kuur)
TRAINER
Deze term hoeft weinig toelichting. Een trainer wordt aangesteld om een individu of een team tot goede prestaties te brengen. Hij/zij is dus een aangeduide leider die verantwoordelijk geacht wordt voor de te leveren prestaties.
Deze term hoeft weinig toelichting. Een trainer wordt aangesteld om een individu of een team tot goede prestaties te brengen. Hij/zij is dus een aangeduide leider die verantwoordelijk geacht wordt voor de te leveren prestaties.
VERBEELDING - VISUALISATIE
Verbeelding en visualisatie zijn 2 verschillende termen die in mekaars buurt liggen; andere gelijkaardige begrippen zijn imagery, visualisation, mentale voorstelling of mentale representatie. Wij hebben een duidelijke voorkeur voor de term verbeelding omdat het goed Nederlands is en het onderdeel ‘beeld’ bevat, waarover het precies gaat: het gebruik van beelden. Ons geheugen en het fantaseren zijn 2 cognitieve functies die werken met beelden. Verbeelding is dus het maken of oproepen van een beeld, waarbij best alle zintuigen gebruikt worden. Verbeelding kan gebruikt worden zowel voor, tijdens als na een training of een wedstrijd en … je hebt het altijd bij.
Verbeelding en visualisatie zijn 2 verschillende termen die in mekaars buurt liggen; andere gelijkaardige begrippen zijn imagery, visualisation, mentale voorstelling of mentale representatie. Wij hebben een duidelijke voorkeur voor de term verbeelding omdat het goed Nederlands is en het onderdeel ‘beeld’ bevat, waarover het precies gaat: het gebruik van beelden. Ons geheugen en het fantaseren zijn 2 cognitieve functies die werken met beelden. Verbeelding is dus het maken of oproepen van een beeld, waarbij best alle zintuigen gebruikt worden. Verbeelding kan gebruikt worden zowel voor, tijdens als na een training of een wedstrijd en … je hebt het altijd bij.
WEERBAARHEID
De term weerbaarheid wordt meestal voor kinderen gebruikt die zich weerbaar moeten (leren) opstellen. Mentale weerbaarheid wordt bij sporters gebruikt om aan te geven hoe iemand (of een team) sterk in de schoenen staat en met al dan niet verwachte tegenslagen kan omgaan. Van Joop Alberda, coach van het Nederlandse volleyballteam dat Olympisch goud won, hebben we onthouden dat hij zei dat hoe dat team rustig bleef wachten op een bus die heel wat vertraging had, hun weerbaarheid toonde.
De term weerbaarheid wordt meestal voor kinderen gebruikt die zich weerbaar moeten (leren) opstellen. Mentale weerbaarheid wordt bij sporters gebruikt om aan te geven hoe iemand (of een team) sterk in de schoenen staat en met al dan niet verwachte tegenslagen kan omgaan. Van Joop Alberda, coach van het Nederlandse volleyballteam dat Olympisch goud won, hebben we onthouden dat hij zei dat hoe dat team rustig bleef wachten op een bus die heel wat vertraging had, hun weerbaarheid toonde.
WINNEN
Blijkbaar is het in de sport (alleen) om het winnen te doen. Na een wedstrijd vragen we doorgaans ‘En, heb je gewonnen?’. Beter zou misschien zijn om eerst te vragen of zoon of dochter zich geamuseerd heeft (cfr. Jeroen Meganck, ‘Help, mijn kind sport’). Bekend bij sportpsychologen is de uitdrukking “Winning is not the most important thing, it is the only thing’ (Bert De Cuyper gebruikte deze uitspraak als titel voor zijn artikel uit 1995). Anderzijds stelt Bonnie Blair: “Winning doesn’t always mean being first. Winning means you’re doing better than you’ve ever done before.”
Blijkbaar is het in de sport (alleen) om het winnen te doen. Na een wedstrijd vragen we doorgaans ‘En, heb je gewonnen?’. Beter zou misschien zijn om eerst te vragen of zoon of dochter zich geamuseerd heeft (cfr. Jeroen Meganck, ‘Help, mijn kind sport’). Bekend bij sportpsychologen is de uitdrukking “Winning is not the most important thing, it is the only thing’ (Bert De Cuyper gebruikte deze uitspraak als titel voor zijn artikel uit 1995). Anderzijds stelt Bonnie Blair: “Winning doesn’t always mean being first. Winning means you’re doing better than you’ve ever done before.”
ZELFKENNIS
‘Zelfkennis is het begin van alle wijsheid’ hoor ik mijn grootmoeder nog zeggen. Zij had nochtans geen (hogere) studies gedaan.
Zelfkennis is het bewust zijn van de eigen gedachten, emoties en gevoelens. Wie ben ik en waarom ben ik op deze wereld? De zelfkennis is dat wat ik denk en voel, hoe ik reageer in bepaalde situaties en in relatie tot anderen. Toegepast op de sport betekent dit dat de atleet zijn mogelijkheden en zijn beperkingen kent en weet in welke situaties hij een topprestatie kan leveren en waar hij moet voor opletten. dit alles laat me in de realiteit zien wat ik daarvoor kende als mijn identiteit. Zelfkennis is het begin van wijsheid omdat het de eigen mogelijkheden en beperkingen doorziet waardoor een duidelijker besef ontstaat van dat wat vals is en dat wat waar is.
‘Zelfkennis is het begin van alle wijsheid’ hoor ik mijn grootmoeder nog zeggen. Zij had nochtans geen (hogere) studies gedaan.
Zelfkennis is het bewust zijn van de eigen gedachten, emoties en gevoelens. Wie ben ik en waarom ben ik op deze wereld? De zelfkennis is dat wat ik denk en voel, hoe ik reageer in bepaalde situaties en in relatie tot anderen. Toegepast op de sport betekent dit dat de atleet zijn mogelijkheden en zijn beperkingen kent en weet in welke situaties hij een topprestatie kan leveren en waar hij moet voor opletten. dit alles laat me in de realiteit zien wat ik daarvoor kende als mijn identiteit. Zelfkennis is het begin van wijsheid omdat het de eigen mogelijkheden en beperkingen doorziet waardoor een duidelijker besef ontstaat van dat wat vals is en dat wat waar is.
ZELFVERTROUWEN
Er bestaat een directe relatie tussen zelfvertrouwen en succes. Topsporters hebben doorgaans een groot zelfvertrouwen en een positief zelfbeeld. Sporters kunnen leren om met gebruik van zelfspraak en door het stellen van doelen het vertrouwen op te krikken.
Er bestaat een directe relatie tussen zelfvertrouwen en succes. Topsporters hebben doorgaans een groot zelfvertrouwen en een positief zelfbeeld. Sporters kunnen leren om met gebruik van zelfspraak en door het stellen van doelen het vertrouwen op te krikken.